typen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | typ | typte | heb getypt |
jij, je, u | typt | typte | hebt getypt |
hij, zij, het | typt | typte | heeft getypt |
wij | typen | typten | hebben getypt |
jullie | typen | typten | hebben getypt |
zij, ze | typen | typten | hebben getypt |
Presens
Example presens sentences for Typen with some of the pronouns.
- Ik type een e-mail naar mijn vriendin.
- Jij typt snel op het toetsenbord.
- Hij/Zij typt een verslag voor school.
- Wij typen berichten op sociale media.
- Zij typen hun sollicitatiebrief.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Typen with some of the pronouns.
- Vroeger typte ik brieven met een typemachine.
- Toen ik jong was, typte ik dagboeken.
- Hij/Zij typte altijd fouten in zijn/haar teksten.
- Wij typten lange essays voor onze studie.
- Elke avond typten zij samen aan hun boek.
Perfectum
Example perfectum sentences for Typen with some of the pronouns.
- Ik heb een artikel getypt voor mijn blog.
- Jij hebt al je huiswerk getypt.
- Hij/Zij heeft een brief getypt naar de klant.
- Wij hebben een rapport getypt voor de vergadering.
- Zij hebben de notulen getypt tijdens de bijeenkomst.