schotelen

Conjugations List of Schotelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikschotelschoteldeheb geschoteld
jij, je, uschoteltschoteldehebt geschoteld
hij, zij, hetschoteltschoteldeheeft geschoteld
wijschotelenschoteldenhebben geschoteld
jullieschotelenschoteldenhebben geschoteld
zij, zeschotelenschoteldenhebben geschoteld

Presens
Beta

Example presens sentences for Schotelen with some of the pronouns.

  • Ik schotel elke avond een smakelijke maaltijd voor.
  • Jij schotelt regelmatig nieuwe gerechten voor aan je gasten.
  • Hij schotelt ons altijd verrassende menu's voor in zijn restaurant.
  • Zij schotelen hun kinderen gezonde maaltijden voor.
  • Wij schotelen onze klanten de beste culinaire ervaring voor.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Schotelen with some of the pronouns.

  • Vroeger schotelde ik mijn familie eenvoudige gerechten voor.
  • Toen ik jong was, schotelde ik graag zelfgemaakte taarten voor aan mijn vrienden.
  • Hij schotelde ons vorig jaar een traditioneel kerstdiner voor.
  • Zij schotelden hun gasten altijd smaakvolle maaltijden voor tijdens feesten.
  • Wij schotelden vroeger onze vrienden vaak exotische gerechten voor.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Schotelen with some of the pronouns.

  • Ik heb gisteren een heerlijke maaltijd voorgeschoteld.
  • Jij hebt al verschillende gerechten voorgeschoteld aan je gasten.
  • Hij heeft ons onlangs een uitgebreid diner voorgeschoteld.
  • Zij hebben hun kinderen gezonde maaltijden voorgeschoteld.
  • Wij hebben onze klanten afgelopen week een uniek menu voorgeschoteld.