begroeien

Conjugations List of Begroeien.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbegroeibegroeideheb begroeid
jij, je, ubegroeitbegroeidehebt begroeid
hij, zij, hetbegroeitbegroeideheeft begroeid
wijbegroeienbegroeidenhebben begroeid
julliebegroeienbegroeidenhebben begroeid
zij, zebegroeienbegroeidenhebben begroeid

Presens

Example presens sentences for Begroeien with some of the pronouns.

  • De boom begroeit met klimop.
  • De tuin begroeit snel in de lente.
  • Het gras begroeit de heuvels.
  • De muur begroeit met wilde wingerd.
  • De rotsen begroeien langzaam met mos.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Begroeien with some of the pronouns.

  • De boom begroeide met klimop.
  • De tuin begroeide snel in de lente.
  • Het gras begroeide de heuvels.
  • De muur begroeide met wilde wingerd.
  • De rotsen begroeiden langzaam met mos.

Perfectum

Example perfectum sentences for Begroeien with some of the pronouns.

  • De schutting is begroeid met klimop.
  • De tuin heeft snel begroeid in de lente.
  • Het gras heeft de heuvels begroeid.
  • De muur is begroeid met wilde wingerd geweest.
  • De rotsen zijn langzaam begroeid met mos.