duiken

Conjugations List of Duiken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikduikdookheb gedoken
jij, je, uduiktdookhebt gedoken
hij, zij, hetduiktdookheeft gedoken
wijduikendokenhebben gedoken
jullieduikendokenhebben gedoken
zij, zeduikendokenhebben gedoken

Presens
Beta

Example presens sentences for Duiken with some of the pronouns.

  • Ik duik vaak in de zee om te ontspannen.
  • Jij duikt graag naar schatten in oude wrakken.
  • Hij duikt regelmatig met zijn duikbuddy.
  • Zij duikt professioneel en neemt deel aan wedstrijden.
  • Wij duiken morgenochtend vroeg bij het koraalrif.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Duiken with some of the pronouns.

  • Vroeger dook ik elke zomer met mijn familie in het meer.
  • Toen ik jong was, dook ik altijd in het zwembad van mijn buurman.
  • Hij dook regelmatig naar mosselen in de rivier.
  • Zij dook altijd met haar vrienden tijdens vakanties.
  • Wij doken vaak in de Noordzee om te snorkelen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Duiken with some of the pronouns.

  • Ik ben gisteren gedoken in een prachtige lagune.
  • Jij hebt al vele malen gedoken in deze wateren.
  • Hij is onlangs diep gedoken naar een scheepswrak.
  • Zij heeft haar duikbrevet gehaald en heeft sindsdien veel gedoken.
  • Wij zijn afgelopen zomer meerdere keren gedoken in de Caribische Zee.