uitpluizen

Conjugations List of Uitpluizen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikpluis uitploos uitheb uitgeplozen
jij, je, upluist uitploos uithebt uitgeplozen
hij, zij, hetpluist uitploos uitheeft uitgeplozen
wijpluizen uitplozen uithebben uitgeplozen
julliepluizen uitplozen uithebben uitgeplozen
zij, zepluizen uitplozen uithebben uitgeplozen

Presens
Beta

Example presens sentences for Uitpluizen with some of the pronouns.

  • Ik pluis de informatie uit.
  • Jij pluist de details uit.
  • Hij/Zij/Het plooist de documenten uit.
  • Wij pluizen de gegevens uit.
  • Zij pluizen de puzzel uit.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Uitpluizen with some of the pronouns.

  • Ik pluisde de informatie uit.
  • Jij pluisde de details uit.
  • Hij/Zij/Het ploos de documenten uit.
  • Wij pluisden de gegevens uit.
  • Zij pluisden de puzzel uit.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Uitpluizen with some of the pronouns.

  • Ik heb de informatie uitgeplozen.
  • Jij hebt de details uitgepluisd.
  • Hij/Zij/Het heeft de documenten uitgeplozen.
  • Wij hebben de gegevens uitgepluisd.
  • Zij hebben de puzzel uitgeplozen.