dissemineren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | dissemineer | dissemineerde | heb gedissemineerd |
jij, je, u | dissemineert | dissemineerde | hebt gedissemineerd |
hij, zij, het | dissemineert | dissemineerde | heeft gedissemineerd |
wij | dissemineren | dissemineerden | hebben gedissemineerd |
jullie | dissemineren | dissemineerden | hebben gedissemineerd |
zij, ze | dissemineren | dissemineerden | hebben gedissemineerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Dissemineren with some of the pronouns.
- Ik dissemineer informatie naar mijn leerlingen.
- Jij dissemineert kennis over taal.
- Hij dissemineert nieuwe onderzoeksresultaten.
- Wij dissemineren onze ervaringen tijdens de workshop.
- Jullie dissemineren de bevindingen van het project.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Dissemineren with some of the pronouns.
- Ik dissemineerde informatie naar mijn leerlingen.
- Jij dissemineerde kennis over taal.
- Hij dissemineerde nieuwe onderzoeksresultaten.
- Wij dissemineerden onze ervaringen tijdens de workshop.
- Jullie dissemineerden de bevindingen van het project.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Dissemineren with some of the pronouns.
- Ik heb informatie gedissemineerd naar mijn leerlingen.
- Jij hebt kennis over taal gedissemineerd.
- Hij heeft nieuwe onderzoeksresultaten gedissemineerd.
- Wij hebben onze ervaringen tijdens de workshop gedissemineerd.
- Jullie hebben de bevindingen van het project gedissemineerd.