doorwinteren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | winter door | winterde door | heb doorgewinterd |
jij, je, u | wintert door | winterde door | hebt doorgewinterd |
hij, zij, het | wintert door | winterde door | heeft doorgewinterd |
wij | winteren door | winterden door | hebben doorgewinterd |
jullie | winteren door | winterden door | hebben doorgewinterd |
zij, ze | winteren door | winterden door | hebben doorgewinterd |
PresensBeta
Example presens sentences for Doorwinteren with some of the pronouns.
- Ik doorwinter
- Jij doorwintert
- Hij doorwintert graag in de bergen.
- Wij doorwinteren elk jaar in Zwitserland.
- Zij doorwinteren met veel plezier in een warm klimaat.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Doorwinteren with some of the pronouns.
- Ik doorwinterde regelmatig in de Pyreneeën.
- Jij doorwinterde vroeger altijd in Noorwegen.
- Hij doorwinterde jarenlang in de Schotse Hooglanden.
- Wij doorwinterden eens in de zoveel tijd op de Canarische Eilanden.
- Zij doorwinterden vaak in de Franse Alpen tijdens hun jeugd.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Doorwinteren with some of the pronouns.
- Ik heb doorwinterd
- Jij hebt doorwinterd in de Alpen.
- Hij is vorig jaar in Oostenrijk doorwinterd.
- Wij hebben al vaak in verschillende landen doorwinterd.
- Zij zijn al meerdere keren doorwinterd in tropische oorden.