afvleien
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | vlei af | vleide af | heb afgevleid |
jij, je, u | vleit af | vleide af | hebt afgevleid |
hij, zij, het | vleit af | vleide af | heeft afgevleid |
wij | vleien af | vleiden af | hebben afgevleid |
jullie | vleien af | vleiden af | hebben afgevleid |
zij, ze | vleien af | vleiden af | hebben afgevleid |
PresensBeta
Example presens sentences for Afvleien with some of the pronouns.
- Ik vlei af in mijn vrije tijd.
- Jij vleit af op een interessante manier.
- Hij vleit af om een compliment te krijgen.
- Wij vleien af tijdens de lunchpauze.
- Zij vleien af met flatterende woorden.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Afvleien with some of the pronouns.
- Ik vleide af tijdens het gesprek.
- Jij vleidde af met je opmerkingen.
- Hij vleidde af om de spanning te doorbreken.
- Wij vleidden af terwijl we aan het werk waren.
- Zij vleidden af door luidruchtig te praten.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Afvleien with some of the pronouns.
- Ik heb afgevleid tijdens de les.
- Jij hebt afgevleid terwijl ik sprak.
- Hij heeft afgevleid om zijn aandacht te verleggen.
- Wij hebben afgevleid met grapjes.
- Zij hebben afgevleid door met hun telefoons bezig te zijn.