rondslingeren

Conjugations List of Rondslingeren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikslinger rondslingerde rondheb rondgeslingerd
jij, je, uslingert rondslingerde rondhebt rondgeslingerd
hij, zij, hetslingert rondslingerde rondheeft rondgeslingerd
wijslingeren rondslingerden rondhebben rondgeslingerd
jullieslingeren rondslingerden rondhebben rondgeslingerd
zij, zeslingeren rondslingerden rondhebben rondgeslingerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Rondslingeren with some of the pronouns.

  • Ik slingert rond in de tuin.
  • De kinderen slingeren hun speelgoed rond in de kamer.
  • Hij slingert altijd met zijn sleutels.
  • Wij slingeren de touwen in de gymzaal rond.
  • Jullie slingeren de ballonnen door de feestzaal.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Rondslingeren with some of the pronouns.

  • Ik slingerde rond in de tuin.
  • De kinderen slingerden hun speelgoed rond in de kamer.
  • Hij slingerde altijd met zijn sleutels.
  • Wij slingerden de touwen in de gymzaal rond.
  • Jullie slingerden de ballonnen door de feestzaal.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Rondslingeren with some of the pronouns.

  • Ik heb rondgeslingerd in de tuin.
  • De kinderen hebben hun speelgoed rondgeslingerd in de kamer.
  • Hij heeft altijd met zijn sleutels geslingerd.
  • Wij hebben de touwen in de gymzaal rondgeslingerd.
  • Jullie hebben de ballonnen door de feestzaal geslingerd.