omlaaggaan
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | ga omlaag | ging omlaag | ben omlaaggegaan |
jij, je, u | gaat omlaag | ging omlaag | bent omlaaggegaan |
hij, zij, het | gaat omlaag | ging omlaag | is omlaaggegaan |
wij | gaan omlaag | gingen omlaag | zijn omlaaggegaan |
jullie | gaan omlaag | gingen omlaag | zijn omlaaggegaan |
zij, ze | gaan omlaag | gingen omlaag | zijn omlaaggegaan |
PresensBeta
Example presens sentences for Omlaaggaan with some of the pronouns.
- Ik ga omlaag naar de kelder.
- Jij gaat omlaag met de trap.
- Hij gaat omlaag met de lift.
- Zij gaan omlaag via de glijbaan.
- Wij gaan omlaag op de ski's.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Omlaaggaan with some of the pronouns.
- Ik ging omlaag met de escalator.
- Jij ging omlaag langs de heuvel.
- Hij ging omlaag door het trapgat.
- Zij gingen omlaag over de helling.
- Wij gingen omlaag op de glijbaan.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Omlaaggaan with some of the pronouns.
- Ik ben omlaaggegaan naar het strand.
- Jij bent omlaaggegaan met de fiets.
- Hij is omlaaggegaan naar de rivier.
- Zij zijn omlaaggegaan met de roltrap.
- Wij zijn omlaaggegaan in de grot.