factureren

Conjugations List of Factureren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikfactureerfactureerdeheb gefactureerd
jij, je, ufactureertfactureerdehebt gefactureerd
hij, zij, hetfactureertfactureerdeheeft gefactureerd
wijfacturerenfactureerdenhebben gefactureerd
julliefacturerenfactureerdenhebben gefactureerd
zij, zefacturerenfactureerdenhebben gefactureerd

Presens

Example presens sentences for Factureren with some of the pronouns.

  • Ik factureer elke maand mijn klanten.
  • Jij factureert de producten aan de klanten.
  • Hij/zij factureert de diensten op tijd.
  • Wij factureren de bestellingen via e-mail.
  • Zij factureren de goederen aan internationale klanten.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Factureren with some of the pronouns.

  • Vroeger factureerde ik handmatig, maar nu gebruik ik een boekhoudsoftware.
  • Toen ik bij dat bedrijf werkte, factureerde ik regelmatig.
  • Elke maand factureerden we de abonnementskosten aan onze klanten.
  • In het verleden factureerde hij altijd te laat.
  • Tijdens de vakantieperiode factureerden ze minder vaak.

Perfectum

Example perfectum sentences for Factureren with some of the pronouns.

  • Ik heb vorige week de factuur verstuurd.
  • Jij hebt de betaling al gefactureerd.
  • Hij/zij heeft de factuur correct opgesteld.
  • Wij hebben de facturen naar de klanten gestuurd.
  • Zij hebben de facturatie nauwkeurig afgehandeld.