getroosten

Conjugations List of Getroosten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikgetroostgetroostteheb getroost
jij, je, ugetroostgetroosttehebt getroost
hij, zij, hetgetroostgetroostteheeft getroost
wijgetroostengetroosttenhebben getroost
julliegetroostengetroosttenhebben getroost
zij, zegetroostengetroosttenhebben getroost

Presens
Beta

Example presens sentences for Getroosten with some of the pronouns.

  • Ik troost mijn vriend wanneer hij verdrietig is.
  • Jij troost je kinderen als ze bang zijn.
  • Hij troost zijn moeder na het verlies van haar baan.
  • Zij troost haar beste vriendin na een moeilijke breuk.
  • Wij troosten de patiĆ«nten in het ziekenhuis.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Getroosten with some of the pronouns.

  • Ik troostte mijn buurjongen nadat hij was gevallen.
  • Jij troostte je oma na het overlijden van opa.
  • Hij troostte zijn zusje toen ze bang was voor onweer.
  • Zij troostte haar vriend tijdens zijn ziekte.
  • Wij troostten de kinderen na het zien van een enge film.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Getroosten with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn broer getroost toen hij zijn baan verloor.
  • Jij hebt je buurvrouw getroost na het overlijden van haar man.
  • Hij heeft zijn zus getroost na haar mislukte examen.
  • Zij heeft haar vriendin getroost tijdens een moeilijke periode.
  • Wij hebben de studenten getroost na het slechte nieuws.