doorleven
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | doorleef | doorleefde | heb doorleefd |
jij, je, u | doorleeft | doorleefde | hebt doorleefd |
hij, zij, het | doorleeft | doorleefde | heeft doorleefd |
wij | doorleven | doorleefden | hebben doorleefd |
jullie | doorleven | doorleefden | hebben doorleefd |
zij, ze | doorleven | doorleefden | hebben doorleefd |
PresensBeta
Example presens sentences for Doorleven with some of the pronouns.
- Ik leef door in moeilijke tijden.
- Jij leeft door ondanks alle uitdagingen.
- Hij/Zij/Het leeft door met een positieve instelling.
- Wij leven door met hoop voor de toekomst.
- Jullie leven door met doorzettingsvermogen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Doorleven with some of the pronouns.
- Ik leefde door toen ik in het buitenland woonde.
- Jij leefde door ondanks de moeilijke omstandigheden.
- Hij/Zij/Het leefde door terwijl hij/zij ziek was.
- Wij leefden door in een tijd van grote veranderingen.
- Jullie leefden door met veel passie en energie.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Doorleven with some of the pronouns.
- Ik heb doorgeleefd tijdens mijn reis rond de wereld.
- Jij hebt doorgeleefd na het verlies van je baan.
- Hij/Zij/Het heeft doorgeleefd na de operatie.
- Wij hebben doorgeleefd na de natuurramp.
- Jullie hebben doorgeleefd ondanks de tegenslagen.