dollen

Conjugations List of Dollen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikdoldoldeheb gedold
jij, je, udoltdoldehebt gedold
hij, zij, hetdoltdoldeheeft gedold
wijdollendoldenhebben gedold
julliedollendoldenhebben gedold
zij, zedollendoldenhebben gedold

Presens
Beta

Example presens sentences for Dollen with some of the pronouns.

  • Ik dol graag met mijn vrienden in het park.
  • Jij dollt vaak met je hond in de achtertuin.
  • Hij/Zij dolletjes met zijn/haar broer en zus.
  • Wij dollen altijd tijdens onze vakanties.
  • Jullie dollen soms te veel op het werk.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Dollen with some of the pronouns.

  • Vroeger dolde ik vaak met mijn vrienden in het park.
  • Toen ik jong was, dolde ik regelmatig met mijn hond in de achtertuin.
  • Hij/Zij dolde altijd met zijn/haar broer en zus tijdens de vakanties.
  • Wij dolden vroeger veel tijdens onze vakanties.
  • Jullie doldden soms te veel op het werk.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Dollen with some of the pronouns.

  • Ik heb gisteren gedold met mijn vrienden in het park.
  • Jij hebt vorige week veel gedold met je hond in de achtertuin.
  • Hij/Zij heeft vandaag flink gedolletjes met zijn/haar broer en zus.
  • Wij hebben altijd veel gedold tijdens onze vakanties.
  • Jullie hebben soms te veel gedold op het werk.