lasteren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | laster | lasterde | heb gelasterd |
jij, je, u | lastert | lasterde | hebt gelasterd |
hij, zij, het | lastert | lasterde | heeft gelasterd |
wij | lasteren | lasterden | hebben gelasterd |
jullie | lasteren | lasterden | hebben gelasterd |
zij, ze | lasteren | lasterden | hebben gelasterd |
PresensBeta
Example presens sentences for Lasteren with some of the pronouns.
- Ik laster
- Jij lastert
- Hij lastert haar
- Wij lasteren hen
- Zij lasteren ons
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Lasteren with some of the pronouns.
- Ik lasterde
- Jij lasterde
- Hij lasterde haar
- Wij lasterden hen
- Zij lasterden ons
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Lasteren with some of the pronouns.
- Ik heb gelasterd
- Jij hebt gelasterd
- Hij heeft haar gelasterd
- Wij hebben hen gelasterd
- Zij hebben ons gelasterd