bekampen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | bekamp | bekampte | heb bekampt |
jij, je, u | bekampt | bekampte | hebt bekampt |
hij, zij, het | bekampt | bekampte | heeft bekampt |
wij | bekampen | bekampten | hebben bekampt |
jullie | bekampen | bekampten | hebben bekampt |
zij, ze | bekampen | bekampten | hebben bekampt |
PresensBeta
Example presens sentences for Bekampen with some of the pronouns.
- Ik bekamp de vervuiling in onze stad.
- Jij bekampt de tegenstanders met je sterke argumenten.
- Hij bekampt zijn angst door ademhalingsoefeningen te doen.
- Wij bekampen het probleem door samen te werken.
- Zij bekampen de criminaliteit in de buurt.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Bekampen with some of the pronouns.
- Vroeger bekampte ik mijn onzekerheid met positieve affirmaties.
- Toen we jong waren, bekampten we pestgedrag op school.
- Hij bekampte zijn verslaving jarenlang.
- In die tijd bekampten ze de discriminatie van minderheden.
- Als kind bekampten wij onze angsten met knuffels en nachtlampjes.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Bekampen with some of the pronouns.
- Ik heb de corruptie succesvol bekampt.
- Jij hebt de verspreiding van geruchten bekampt.
- Hij heeft zijn ziekte dapper bekampt.
- Wij hebben de brand snel bekampt.
- Zij hebben de armoede effectief bekampt.