solemniseren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | solemniseer | solemniseerde | heb gesolemniseerd |
jij, je, u | solemniseert | solemniseerde | hebt gesolemniseerd |
hij, zij, het | solemniseert | solemniseerde | heeft gesolemniseerd |
wij | solemniseren | solemniseerden | hebben gesolemniseerd |
jullie | solemniseren | solemniseerden | hebben gesolemniseerd |
zij, ze | solemniseren | solemniseerden | hebben gesolemniseerd |
Presens
Example presens sentences for Solemniseren with some of the pronouns.
- Ik solemniseer de huwelijken in deze gemeente.
- Jij solemniseert de ceremonie met je woorden.
- Hij/zij/het solemniseert de overeenkomst tussen de twee partijen.
- Wij solemniseren de samenwerking met een plechtige bijeenkomst.
- Jullie solemniseren de belofte om elkaar trouw te blijven.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Solemniseren with some of the pronouns.
- Vroeger solemniseerde ik vaak bruiloften.
- Toen ik jong was, solemniseerde ik verschillende ceremonies.
- De organisatie solemniseerde jaarlijks een groot evenement.
- In die tijd solemniseerden we de band tussen families met oude tradities.
- Als kind solemniseerde ik mijn speelgoedhuwelijken met veel plezier.
Perfectum
Example perfectum sentences for Solemniseren with some of the pronouns.
- Ik heb het huwelijk feestelijk gesolemniseerd.
- Jij hebt de ceremonie vakkundig gesolemniseerd.
- Hij/zij/het heeft de overeenkomst plechtig gesolemniseerd.
- Wij hebben de samenwerking officieel gesolemniseerd.
- Jullie hebben de belofte oprecht gesolemniseerd.