centeren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | center | centerde | heb gecenterd |
jij, je, u | centert | centerde | hebt gecenterd |
hij, zij, het | centert | centerde | heeft gecenterd |
wij | centeren | centerden | hebben gecenterd |
jullie | centeren | centerden | hebben gecenterd |
zij, ze | centeren | centerden | hebben gecenterd |
Presens
Example presens sentences for Centeren with some of the pronouns.
- Ik centreer de afbeelding in het midden.
- Jij centreert de tekst op de pagina.
- Hij/zij/het centreert de tabel voor de presentatie.
- Wij centreren de koppen van de kolommen.
- Jullie centreren de grafiek op de as.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Centeren with some of the pronouns.
- Ik centreerde de afbeelding in het midden.
- Jij centreerde de tekst op de pagina.
- Hij/zij/het centreerde de tabel voor de presentatie.
- Wij centreerden de koppen van de kolommen.
- Jullie centreerden de grafiek op de as.
Perfectum
Example perfectum sentences for Centeren with some of the pronouns.
- Ik heb de afbeelding gecentreerd in het midden.
- Jij hebt de tekst op de pagina gecentreerd.
- Hij/zij/het heeft de tabel gecentreerd voor de presentatie.
- Wij hebben de koppen van de kolommen gecentreerd.
- Jullie hebben de grafiek op de as gecentreerd.