psalmodiëren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | psalmodieer | psalmodieerde | heb gepsalmodieerd |
jij, je, u | psalmodieert | psalmodieerde | hebt gepsalmodieerd |
hij, zij, het | psalmodieert | psalmodieerde | heeft gepsalmodieerd |
wij | psalmodiëren | psalmodieerden | hebben gepsalmodieerd |
jullie | psalmodiëren | psalmodieerden | hebben gepsalmodieerd |
zij, ze | psalmodiëren | psalmodieerden | hebben gepsalmodieerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Psalmodiëren with some of the pronouns.
- Ik psalmodieer elke ochtend voor het ontbijt.
- Jij psalmodieert prachtig in de kerk.
- Hij/Zij psalmodieert graag tijdens meditatie sessies.
- Wij psalmodiëren samen als een koor.
- Jullie psalmodiëren met passie en toewijding.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Psalmodiëren with some of the pronouns.
- Vroeger psalmodieerde ik dagelijks in mijn vrije tijd.
- Toen ik jong was, psalmodieerde jij vaak met mij.
- Hij/Zij psalmodieerde langzaam en bedachtzaam.
- Wij psalmodieerden vroeger regelmatig in de kapel.
- Jullie psalmodieerden altijd met plezier tijdens de lessen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Psalmodiëren with some of the pronouns.
- Ik heb psalmodierd op het concert gisteravond.
- Jij hebt al vaak psalmodierd bij speciale gelegenheden.
- Hij/Zij heeft psalmodierd in vele verschillende talen.
- Wij hebben samen psalmodierd tijdens de retraite.
- Jullie hebben intensief psalmodierd tijdens de repetities.