afhuiven

Conjugations List of Afhuiven.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikhuif afhuifde afheb afgehuifd
jij, je, uhuift afhuifde afhebt afgehuifd
hij, zij, hethuift afhuifde afheeft afgehuifd
wijhuiven afhuifden afhebben afgehuifd
julliehuiven afhuifden afhebben afgehuifd
zij, zehuiven afhuifden afhebben afgehuifd

Presens
Beta

Example presens sentences for Afhuiven with some of the pronouns.

  • Ik huif af bij slecht weer.
  • Jij huilt af na een drukke dag.
  • Hij/Zij/Het huift af in de avonduren.
  • Wij huiven af tijdens de vakantieperiode.
  • Jullie huiven af op vrijdagmiddag.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Afhuiven with some of the pronouns.

  • Ik huifde af als het stormde.
  • Jij huifde af wanneer je moe was.
  • Hij/Zij/Het huifde af terwijl hij/zij naar muziek luisterde.
  • Wij huifden af tijdens de zomermaanden.
  • Jullie huifden af na het voltooien van de opdracht.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Afhuiven with some of the pronouns.

  • Ik heb afgehuifd toen het begon te regenen.
  • Jij hebt afgehuifd na het afronden van je werk.
  • Hij/Zij/Het heeft afgehuifd nadat hij/zij de finish bereikte.
  • Wij hebben afgehuifd na een lange wandeling.
  • Jullie hebben afgehuifd voordat de zon onderging.