gluurogen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | gluuroog | gluuroogde | heb gegluuroogd |
jij, je, u | gluuroogt | gluuroogde | hebt gegluuroogd |
hij, zij, het | gluuroogt | gluuroogde | heeft gegluuroogd |
wij | gluurogen | gluuroogden | hebben gegluuroogd |
jullie | gluurogen | gluuroogden | hebben gegluuroogd |
zij, ze | gluurogen | gluuroogden | hebben gegluuroogd |
PresensBeta
Example presens sentences for Gluurogen with some of the pronouns.
- Ik gluuroog door het raam naar de buren.
- Jij gluuroogt stiekem naar je telefoon tijdens de les.
- Hij gluuroogt altijd naar anderen tijdens de lunchpauze.
- Zij gluuroogt naar de voorbijgangers op straat.
- Wij gluurogen naar de vogels in de tuin.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Gluurogen with some of the pronouns.
- Vroeger gluuroogde ik altijd door het sleutelgat.
- Toen ik jong was, gluuroogde ik naar mijn ouders als ze dachten dat ik sliep.
- Hij gluuroogde regelmatig naar zijn klasgenoten tijdens de les.
- Zij gluuroogde stiekem naar haar broer terwijl hij aan het gamen was.
- Wij gluuroogden nieuwsgierig naar de inhoud van de gesloten doos.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Gluurogen with some of the pronouns.
- Ik heb gegluuroogd toen ik langs hun huis liep.
- Jij hebt stiekem gegluuroogd naar hun gesprek.
- Hij heeft vaak gegluuroogd naar haar foto's op sociale media.
- Zij heeft gisteren gegluuroogd naar de cadeaus die waren verstopt.
- Wij hebben samen gegluuroogd naar de geheime documenten.