legitimeren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | legitimeer | legitimeerde | heb gelegitimeerd |
jij, je, u | legitimeert | legitimeerde | hebt gelegitimeerd |
hij, zij, het | legitimeert | legitimeerde | heeft gelegitimeerd |
wij | legitimeren | legitimeerden | hebben gelegitimeerd |
jullie | legitimeren | legitimeerden | hebben gelegitimeerd |
zij, ze | legitimeren | legitimeerden | hebben gelegitimeerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Legitimeren with some of the pronouns.
- Ik legitimeer me bij de receptie.
- Jij legitimeert je identiteit met een paspoort.
- Hij/Zij legitimeert zijn/haar aanwezigheid op het feest.
- Wij legitimeren ons voor de toegang tot het evenement.
- Jullie legitimeren jezelf als vrijwilligers.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Legitimeren with some of the pronouns.
- Ik legitimeerde me gisteren bij de ingang.
- Jij legitimeerde je identiteit vorige week.
- Hij/Zij legitimeerde zijn/haar aanwezigheid tijdens de vergadering.
- Wij legitimeerden ons voor de audities.
- Jullie legitimeerden jezelf als leden van de club.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Legitimeren with some of the pronouns.
- Ik heb me gelegitimeerd bij de balie.
- Jij hebt je identiteit met succes gelegitimeerd.
- Hij/Zij heeft zijn/haar aanwezigheid op het feest gelegitimeerd.
- Wij hebben ons gelegitimeerd voor de toegang tot het evenement.
- Jullie hebben jezelf als vrijwilligers gelegitimeerd.