cruisen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | cruise | cruisete;cruisede | heb gecruiset;heb gecruised |
jij, je, u | cruiset | cruisete;cruisede | hebt gecruiset;hebt gecruised |
hij, zij, het | cruiset | cruisete;cruisede | heeft gecruiset;heeft gecruised |
wij | cruisen | cruiseten;cruiseden | hebben gecruiset;hebben gecruised |
jullie | cruisen | cruiseten;cruiseden | hebben gecruiset;hebben gecruised |
zij, ze | cruisen | cruiseten;cruiseden | hebben gecruiset;hebben gecruised |
PresensBeta
Example presens sentences for Cruisen with some of the pronouns.
- Ik cruise met mijn vrienden langs de kust.
- Jij cruist graag door de stad op je fiets.
- Hij/zij/het cruist met hoge snelheid over de snelweg.
- Wij cruisen regelmatig op onze skateboards in het park.
- Jullie cruisen in stijl met jullie nieuwe auto.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Cruisen with some of the pronouns.
- Vroeger cruise ik altijd met mijn ouders naar de camping.
- Toen ik jonger was, cruise jij veel op je skateboard.
- Hij/zij/het cruise regelmatig in het weekend naar de stad.
- Wij cruisden vroeger met onze buren naar Frankrijk.
- Jullie cruisten vaak op de fiets naar school.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Cruisen with some of the pronouns.
- Ik heb gecruised langs de prachtige stranden van Spanje.
- Jij bent al eens gecruised in een luxe cruiseschip.
- Hij/zij/het is met zijn/haar motor gecruised door de bergen.
- Wij hebben vorig jaar in Griekenland gecruised.
- Jullie zijn al vaak met de boot gecruised over de grachten van Amsterdam.