losbreken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | breek los | brak los | heb losgebroken |
jij, je, u | breekt los | brak los | hebt losgebroken |
hij, zij, het | breekt los | brak los | heeft losgebroken |
wij | breken los | braken los | hebben losgebroken |
jullie | breken los | braken los | hebben losgebroken |
zij, ze | breken los | braken los | hebben losgebroken |
PresensBeta
Example presens sentences for Losbreken with some of the pronouns.
- De vulkaan barst nu uit.
- Ik breek los van de menigte.
- Jij breekt door je angsten heen.
- Hij/zij/het breekt met zijn/haar verleden.
- Wij breken met de traditionele normen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Losbreken with some of the pronouns.
- De vulkaan brak uit tijdens ons bezoek.
- Ik brak los van de menigte en voelde me vrij.
- Jij brak door je angsten heen en overwon ze.
- Hij/zij/het brak met zijn/haar verleden en begon opnieuw.
- Wij braken met de traditionele normen en zochten vernieuwing.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Losbreken with some of the pronouns.
- De vulkaan is uitgebarsten.
- Ik ben losgebroken van de menigte.
- Jij bent door je angsten heengebroken.
- Hij/zij/het is met zijn/haar verleden gebroken.
- Wij zijn met de traditionele normen gebroken.