voortmaken

Conjugations List of Voortmaken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikmaak voortmaakte voortheb voortgemaakt
jij, je, umaakt voortmaakte voorthebt voortgemaakt
hij, zij, hetmaakt voortmaakte voortheeft voortgemaakt
wijmaken voortmaakten voorthebben voortgemaakt
julliemaken voortmaakten voorthebben voortgemaakt
zij, zemaken voortmaakten voorthebben voortgemaakt

Presens
Beta

Example presens sentences for Voortmaken with some of the pronouns.

  • Ik maak voort om mijn doelen te bereiken.
  • Jij maakt voort met je huiswerk.
  • Hij maakt voort in de tuin.
  • Wij maken voort met ons project.
  • Zij maken voort met het opruimen van de kamer.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Voortmaken with some of the pronouns.

  • Ik maakte voort toen hij belde.
  • Jij maakte voort terwijl ik kookte.
  • Hij maakte voort ondanks de tegenslag.
  • Wij maakten voort tijdens de reis.
  • Zij maakten voort totdat het donker werd.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Voortmaken with some of the pronouns.

  • Ik heb voortgemaakt met mijn werk.
  • Jij hebt voortgemaakt in de keuken.
  • Hij heeft voortgemaakt op school.
  • Wij hebben voortgemaakt met de verbouwing.
  • Zij hebben voortgemaakt met de training.