rabbelen

Conjugations List of Rabbelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikrabbelrabbeldeheb gerabbeld
jij, je, urabbeltrabbeldehebt gerabbeld
hij, zij, hetrabbeltrabbeldeheeft gerabbeld
wijrabbelenrabbeldenhebben gerabbeld
jullierabbelenrabbeldenhebben gerabbeld
zij, zerabbelenrabbeldenhebben gerabbeld

Presens

Example presens sentences for Rabbelen with some of the pronouns.

  • Ik rabbel elke dag in mijn dagboek.
  • Jij rabbelt graag tijdens de les.
  • Hij/Zij/Het rabbelt zelden bij vergaderingen.
  • Wij rabbelen altijd op zondagochtend.
  • Jullie rabbelen vaak over politiek.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Rabbelen with some of the pronouns.

  • Ik rabbelde vroeger veel in mijn schrift.
  • Jij rabbelde altijd met kleurrijke pennen.
  • Hij/Zij/Het rabbelde onverstaanbaar op het bord.

Perfectum

Example perfectum sentences for Rabbelen with some of the pronouns.

  • Ik heb gisteren een briefje gerabbeld.
  • Jij hebt al meerdere gedichten gerabbeld.
  • Hij/Zij/Het heeft de woorden verkeerd gerabbeld.
  • Wij hebben een nieuw recept gerabbeld.
  • Jullie hebben de boodschappenlijst goed gerabbeld.