uitkoteren

Conjugations List of Uitkoteren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikkoter uitkoterde uitheb uitgekoterd
jij, je, ukotert uitkoterde uithebt uitgekoterd
hij, zij, hetkotert uitkoterde uitheeft uitgekoterd
wijkoteren uitkoterden uithebben uitgekoterd
julliekoteren uitkoterden uithebben uitgekoterd
zij, zekoteren uitkoterden uithebben uitgekoterd

Presens
Beta

Example presens sentences for Uitkoteren with some of the pronouns.

  • Ik kotter uit wanneer ik gestrest ben. (I vomit when I'm stressed.)
  • Jij kottert uit na het eten van bedorven voedsel. (You vomit after eating spoiled food.)
  • Hij/zij kottert uit vanwege een zware griep. (He/she vomits due to a severe flu.)
  • Wij kotsen uit tijdens de wilde achtbaanrit. (We vomit during the wild roller coaster ride.)
  • Jullie kotsen uit als jullie te veel drinken. (You all vomit when you drink too much.)

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Uitkoteren with some of the pronouns.

  • Ik kotterde uit toen ik ziek was. (I vomited when I was sick.)
  • Jij kotterde uit na het eten van bedorven vis. (You vomited after eating spoiled fish.)
  • Hij/zij kotterde uit tijdens de autorit. (He/she vomited during the car ride.)
  • Wij kotsen uit na het eten van die pittige curry. (We vomited after eating that spicy curry.)
  • Jullie kotsen uit als jullie last hebben van reisziekte. (You all vomit when you have motion sickness.)

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Uitkoteren with some of the pronouns.

  • Ik heb uitgekoterd na het eten van die vieze pizza. (I vomited after eating that disgusting pizza.)
  • Jij hebt uitgekoterd vanwege de voedselvergiftiging. (You vomited due to food poisoning.)
  • Hij/zij heeft uitgekoterd na het nemen van medicijnen. (He/she vomited after taking medication.)
  • Wij hebben uitgekoterd tijdens de vliegreis. (We vomited during the flight.)
  • Jullie hebben uitgekoterd na het zien van die enge film. (You all vomited after watching that scary movie.)