overtuigen

Conjugations List of Overtuigen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikovertuigovertuigdeheb overtuigd
jij, je, uovertuigtovertuigdehebt overtuigd
hij, zij, hetovertuigtovertuigdeheeft overtuigd
wijovertuigenovertuigdenhebben overtuigd
jullieovertuigenovertuigdenhebben overtuigd
zij, zeovertuigenovertuigdenhebben overtuigd

Presens
Beta

Example presens sentences for Overtuigen with some of the pronouns.

  • Ik overtuig mijn collega's van het belang van duurzaamheid.
  • Jij probeert me altijd te overtuigen, maar ik ben niet overtuigd.
  • Hij overtuigt zijn klanten met zijn uitstekende service.
  • Wij overtuigen de jury met onze geweldige presentatie.
  • Zij laten zich gemakkelijk overtuigen door mooie woorden.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Overtuigen with some of the pronouns.

  • Vroeger overtuigde ik iedereen van mijn onschuld.
  • Toen ik jong was, lukte het me nooit om mijn broer te overtuigen.
  • Hij probeerde haar keer op keer te overtuigen, maar zonder succes.
  • Wij waren er stellig van overtuigd dat we zouden winnen.
  • Zij geloofden in hem en waren altijd bereid om zich te laten overtuigen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Overtuigen with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn ouders ervan overtuigd om op vakantie te gaan.
  • Jij bent eindelijk overtuigd geraakt van de voordelen van gezond eten.
  • Hij heeft haar succesvol weten te overtuigen om mee te doen aan het project.
  • Wij hebben de investeerders van de waarde van ons bedrijf kunnen overtuigen.
  • Zij zijn overtuigd geweest van hun gelijk, maar nu twijfelen ze.