verzwendelen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | verzwendel | verzwendelde | heb verzwendeld |
jij, je, u | verzwendelt | verzwendelde | hebt verzwendeld |
hij, zij, het | verzwendelt | verzwendelde | heeft verzwendeld |
wij | verzwendelen | verzwendelden | hebben verzwendeld |
jullie | verzwendelen | verzwendelden | hebben verzwendeld |
zij, ze | verzwendelen | verzwendelden | hebben verzwendeld |
PresensBeta
Example presens sentences for Verzwendelen with some of the pronouns.
- Ik verzwendel geld.
- Jij verzwendelt tijd.
- Hij verzwendelt middelen.
- Zij verzwendelen hulpbronnen.
- Wij verzwendelen kansen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Verzwendelen with some of the pronouns.
- Ik verzwendelde geld.
- Jij verzwendelde tijd.
- Hij verzwendelde middelen.
- Zij verzwendelden hulpbronnen.
- Wij verzwendelden kansen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Verzwendelen with some of the pronouns.
- Ik heb geld verzwendeld.
- Jij hebt tijd verzwendeld.
- Hij heeft middelen verzwendeld.
- Zij hebben hulpbronnen verzwendeld.
- Wij hebben kansen verzwendeld.