omdijken

Conjugations List of Omdijken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikomdijkomdijkteheb omdijkt
jij, je, uomdijktomdijktehebt omdijkt
hij, zij, hetomdijktomdijkteheeft omdijkt
wijomdijkenomdijktenhebben omdijkt
jullieomdijkenomdijktenhebben omdijkt
zij, zeomdijkenomdijktenhebben omdijkt

Presens
Beta

Example presens sentences for Omdijken with some of the pronouns.

  • Ik dijk de polder regelmatig om.
  • Jij dijkt de polder regelmatig om.
  • Hij/Zij dijkt de polder regelmatig om.
  • Wij dijken de polder regelmatig om.
  • Zij dijken de polder regelmatig om.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Omdijken with some of the pronouns.

  • Ik dijkte vroeger de polder vaak om.
  • Jij dijkte vroeger de polder vaak om.
  • Hij/Zij dijkte vroeger de polder vaak om.
  • Wij dijken vroeger de polder vaak om.
  • Zij dijken vroeger de polder vaak om.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Omdijken with some of the pronouns.

  • Ik heb de polder omgedijkt.
  • Jij hebt de polder omgedijkt.
  • Hij/Zij heeft de polder omgedijkt.
  • Wij hebben de polder omgedijkt.
  • Zij hebben de polder omgedijkt.