trepaneren

Conjugations List of Trepaneren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iktrepaneertrepaneerdeheb getrepaneerd
jij, je, utrepaneerttrepaneerdehebt getrepaneerd
hij, zij, hettrepaneerttrepaneerdeheeft getrepaneerd
wijtrepanerentrepaneerdenhebben getrepaneerd
jullietrepanerentrepaneerdenhebben getrepaneerd
zij, zetrepanerentrepaneerdenhebben getrepaneerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Trepaneren with some of the pronouns.

  • Ik trepaneer de schedel van de patiënt.
  • Jij trepaneert regelmatig tijdens chirurgische ingrepen.
  • Hij/zij trepaneert met precisie en zorg.
  • Wij trepaneren patiënten met hoofdletsel.
  • Jullie trepaneren volgens de nieuwste medische technieken.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Trepaneren with some of the pronouns.

  • Vroeger trepaneerde ik vaak om hoofdpijn te verlichten.
  • Toen ik jong was, trok ik regelmatig botten aan om te oefenen met trepaneren.
  • Hij/zij was gespecialiseerd in het trepaneren van schedels.
  • Wij trepaneerden vroeger met minder geavanceerde instrumenten.
  • Jullie oefenden altijd op kunstmatige schedels toen jullie begonnen met trepaneren.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Trepaneren with some of the pronouns.

  • Ik heb de schedel van de patiënt getrepaneerd.
  • Jij hebt eerder in het verleden trepanaties uitgevoerd.
  • Hij/zij heeft ervaring met het trepaneren van hersenen.
  • Wij hebben succesvolle trepanaties gedaan bij meerdere patiënten.
  • Jullie hebben al veel schedels getrepaneerd.