inpassen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | pas in | paste in | heb ingepast |
jij, je, u | past in | paste in | hebt ingepast |
hij, zij, het | past in | paste in | heeft ingepast |
wij | passen in | pasten in | hebben ingepast |
jullie | passen in | pasten in | hebben ingepast |
zij, ze | passen in | pasten in | hebben ingepast |
PresensBeta
Example presens sentences for Inpassen with some of the pronouns.
- Ik pas de nieuwe informatie in mijn lesplan in.
- Jij past je goed in het team in.
- Hij past zijn kledingstijl aan bij elke gelegenheid.
- Zij past haar presentatie aan op basis van het publiek.
- Wij passen onze strategie voortdurend aan.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Inpassen with some of the pronouns.
- Ik paste de nieuwe informatie in mijn lesplan in.
- Jij paste je goed in het team in.
- Hij paste zijn kledingstijl aan bij elke gelegenheid.
- Zij paste haar presentatie aan op basis van het publiek.
- Wij pasten onze strategie voortdurend aan.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Inpassen with some of the pronouns.
- Ik heb de nieuwe informatie in mijn lesplan ingepast.
- Jij hebt je goed in het team ingepast.
- Hij heeft zijn kledingstijl aangepast bij elke gelegenheid.
- Zij heeft haar presentatie aangepast op basis van het publiek.
- Wij hebben onze strategie voortdurend aangepast.