samenknijpen

Conjugations List of Samenknijpen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikknijp samenkneep samenheb samengeknepen
jij, je, uknijpt samenkneep samenhebt samengeknepen
hij, zij, hetknijpt samenkneep samenheeft samengeknepen
wijknijpen samenknepen samenhebben samengeknepen
jullieknijpen samenknepen samenhebben samengeknepen
zij, zeknijpen samenknepen samenhebben samengeknepen

Presens
Beta

Example presens sentences for Samenknijpen with some of the pronouns.

  • Ik knijp mijn handen samen tijdens het bidden.
  • Hij knijpt zijn ogen samen om beter te kunnen zien.
  • Zij knijpen de tube tandpasta samen om de laatste restjes eruit te krijgen.
  • Wij knijpen de citroen samen om wat sap in de salade te doen.
  • Jullie knijpen je neus dicht als er een vieze geur is.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Samenknijpen with some of the pronouns.

  • Vroeger kneep ik mijn handen samen als ik bang was.
  • Hij kneep zijn ogen samen tijdens het lezen van de kleine lettertjes.
  • Zij knepen de tube tandpasta samen omdat de dop kapot was.
  • Wij knepen de citroen samen om limonade te maken.
  • Jullie knepen je neus dicht vanwege de sterke geur.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Samenknijpen with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn handen samengeknepen tijdens het wachten.
  • Hij heeft zijn ogen samengeknepen vanwege de felheid van het licht.
  • Zij hebben de tube tandpasta samengeknepen om er zoveel mogelijk uit te halen.
  • Wij hebben de citroen samengeknepen om het sap eruit te persen.
  • Jullie hebben je neus dichtgeknepen vanwege de stank.