uitwalsen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | wals uit | walste uit | heb uitgewalst |
jij, je, u | walst uit | walste uit | hebt uitgewalst |
hij, zij, het | walst uit | walste uit | heeft uitgewalst |
wij | walsen uit | walsten uit | hebben uitgewalst |
jullie | walsen uit | walsten uit | hebben uitgewalst |
zij, ze | walsen uit | walsten uit | hebben uitgewalst |
PresensBeta
Example presens sentences for Uitwalsen with some of the pronouns.
- Ik wals uit.
- Jij walst uit.
- Hij/zij/het walst uit.
- Wij/jullie/zij walsen uit.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Uitwalsen with some of the pronouns.
- Ik walste uit.
- Jij walste uit.
- Hij/zij/het walste uit.
- Wij/jullie/zij walsten uit.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Uitwalsen with some of the pronouns.
- Ik heb uitgewalst.
- Jij hebt uitgewalst.
- Hij/zij/het heeft uitgewalst.
- Wij/jullie/zij hebben uitgewalst.