verlenen

Conjugations List of Verlenen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikverleenverleendeheb verleend
jij, je, uverleentverleendehebt verleend
hij, zij, hetverleentverleendeheeft verleend
wijverlenenverleendenhebben verleend
jullieverlenenverleendenhebben verleend
zij, zeverlenenverleendenhebben verleend

Presens
Beta

Example presens sentences for Verlenen with some of the pronouns.

  • Ik verleen hulp aan mensen in nood.
  • Jij verleent vaak advies aan anderen.
  • Hij/zij verleent toestemming voor het gebruik van de faciliteiten.
  • Wij verlenen financiële steun aan goede doelen.
  • Zij verlenen technische ondersteuning bij het oplossen van problemen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Verlenen with some of the pronouns.

  • Vroeger verleende ik hulp aan mensen in nood.
  • Jij verleende vaak advies aan anderen in het verleden.
  • Hij/zij verleende toestemming voor het gebruik van de faciliteiten gisteren.
  • Wij verleenden financiële steun aan goede doelen vorig jaar.
  • Zij verleenden technische ondersteuning bij het oplossen van problemen in het verleden.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Verlenen with some of the pronouns.

  • Ik heb hulp verleend aan mensen in nood.
  • Jij hebt vaak advies verleend aan anderen.
  • Hij/zij heeft toestemming verleend voor het gebruik van de faciliteiten.
  • Wij hebben financiële steun verleend aan goede doelen.
  • Zij hebben technische ondersteuning verleend bij het oplossen van problemen.