hoeken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | hoek | hoekte | heb gehoekt |
jij, je, u | hoekt | hoekte | hebt gehoekt |
hij, zij, het | hoekt | hoekte | heeft gehoekt |
wij | hoeken | hoekten | hebben gehoekt |
jullie | hoeken | hoekten | hebben gehoekt |
zij, ze | hoeken | hoekten | hebben gehoekt |
PresensBeta
Example presens sentences for Hoeken with some of the pronouns.
- Ik hoek
- Jij hoekt
- Hij/Zij/Het hoekt
- Wij hoeken
- Jullie hoeken
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Hoeken with some of the pronouns.
- Ik hoekte
- Jij hoekte
- Hij/Zij/Het hoekte
- Wij hoekten
- Jullie hoekten
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Hoeken with some of the pronouns.
- Ik heb gehoekt
- Jij hebt gehoekt
- Hij/Zij/Het heeft gehoekt
- Wij hebben gehoekt
- Jullie hebben gehoekt