rationaliseren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | rationaliseer | rationaliseerde | heb gerationaliseerd |
jij, je, u | rationaliseert | rationaliseerde | hebt gerationaliseerd |
hij, zij, het | rationaliseert | rationaliseerde | heeft gerationaliseerd |
wij | rationaliseren | rationaliseerden | hebben gerationaliseerd |
jullie | rationaliseren | rationaliseerden | hebben gerationaliseerd |
zij, ze | rationaliseren | rationaliseerden | hebben gerationaliseerd |
Presens
Example presens sentences for Rationaliseren with some of the pronouns.
- Ik rationaliseer mijn gedachten voordat ik een beslissing neem.
- Jij rationaliseert je gevoelens om ermee om te gaan.
- Hij rationaliseert zijn acties door ze te rechtvaardigen.
- Wij rationaliseren ons gedrag om begrip te creëren.
- Zij rationaliseren hun keuzes op basis van logica.
Perfectum
Example perfectum sentences for Rationaliseren with some of the pronouns.
- Ik heb mijn gedachten gereationaliseerd voordat ik de beslissing nam.