bekloppen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | beklop | beklopte | heb beklopt |
jij, je, u | beklopt | beklopte | hebt beklopt |
hij, zij, het | beklopt | beklopte | heeft beklopt |
wij | bekloppen | beklopten | hebben beklopt |
jullie | bekloppen | beklopten | hebben beklopt |
zij, ze | bekloppen | beklopten | hebben beklopt |
PresensBeta
Example presens sentences for Bekloppen with some of the pronouns.
- Ik beklop de deur om te controleren of hij goed sluit.
- Jij beklopt de meloen om te zien of hij rijp is.
- Hij beklopt zijn zakken om te zoeken naar zijn sleutels.
- Wij bekloppen de tafel om te controleren of hij stevig staat.
- Zij bekloppen de muur om te luisteren of er holle plekken zijn.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Bekloppen with some of the pronouns.
- Ik beklompte de deur om te controleren of hij goed sloot.
- Jij beklompte de meloen om te zien of hij rijp was.
- Hij beklompte zijn zakken om naar zijn sleutels te zoeken.
- Wij beklompten de tafel om te controleren of hij stevig stond.
- Zij beklompten de muur om te luisteren of er holle plekken waren.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Bekloppen with some of the pronouns.
- Ik heb de deur beklopt om te controleren of hij goed sloot.
- Jij hebt de meloen beklopt om te zien of hij rijp was.
- Hij heeft zijn zakken beklopt om naar zijn sleutels te zoeken.
- Wij hebben de tafel beklopt om te controleren of hij stevig stond.
- Zij hebben de muur beklopt om te luisteren of er holle plekken waren.