wijzen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | wijs | wees | heb gewezen |
jij, je, u | wijst | wees | hebt gewezen |
hij, zij, het | wijst | wees | heeft gewezen |
wij | wijzen | wezen | hebben gewezen |
jullie | wijzen | wezen | hebben gewezen |
zij, ze | wijzen | wezen | hebben gewezen |
PresensBeta
Example presens sentences for Wijzen with some of the pronouns.
- Ik wijs naar de sterren.
- Jij wijst me de weg.
- Hij wijst op zijn horloge.
- Wij wijzen graag mensen in de juiste richting.
- Zij wijzen naar het schilderij.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Wijzen with some of the pronouns.
- Ik wees naar de sterren.
- Jij wees me de weg.
- Hij wees op zijn horloge.
- Wij wezen graag mensen in de juiste richting.
- Zij wezen naar het schilderij.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Wijzen with some of the pronouns.
- Ik heb naar de sterren gewezen.
- Jij hebt me de weg gewezen.
- Hij heeft op zijn horloge gewezen.
- Wij hebben graag mensen in de juiste richting gewezen.
- Zij hebben naar het schilderij gewezen.