verleren

Conjugations List of Verleren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikverleerverleerdeheb verleerd
jij, je, uverleertverleerdehebt verleerd
hij, zij, hetverleertverleerdeheeft verleerd
wijverlerenverleerdenhebben verleerd
jullieverlerenverleerdenhebben verleerd
zij, zeverlerenverleerdenhebben verleerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Verleren with some of the pronouns.

  • Ik verleren Nederlands niet.
  • Jij verleert snel nieuwe vaardigheden.
  • Hij verleert het spelen van de piano.
  • Zij verleren nooit hoe ze moeten fietsen.
  • We verleren nooit de waarde van vriendschap.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Verleren with some of the pronouns.

  • Ik verleerde Nederlands niet.
  • Jij verleerde snel nieuwe vaardigheden.
  • Hij verleerde het spelen van de piano.
  • Zij verleerden nooit hoe ze moesten fietsen.
  • We verleerden nooit de waarde van vriendschap.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Verleren with some of the pronouns.

  • Ik heb Nederlands verleerd.
  • Jij bent snel nieuwe vaardigheden verleerd.
  • Hij heeft het spelen van de piano verleerd.
  • Zij zijn nooit verleerd hoe ze moeten fietsen.
  • We hebben nooit de waarde van vriendschap verleerd.