inpompen

Conjugations List of Inpompen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikpomp inpompte inheb ingepompt
jij, je, upompt inpompte inhebt ingepompt
hij, zij, hetpompt inpompte inheeft ingepompt
wijpompen inpompten inhebben ingepompt
julliepompen inpompten inhebben ingepompt
zij, zepompen inpompten inhebben ingepompt

Presens
Beta

Example presens sentences for Inpompen with some of the pronouns.

  • Ik pomp het water in de emmer.
  • Jij pompt de banden van je fiets op.
  • Hij/zij/het pompt de lucht uit de ballon.
  • Wij pompen de benzine in de auto.
  • Jullie pompen de bal op het veld.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Inpompen with some of the pronouns.

  • Ik pompte het water in de emmer.
  • Jij pompte de banden van je fiets op.
  • Hij/zij/het pompte de lucht uit de ballon.
  • Wij pompten de benzine in de auto.
  • Jullie pompten de bal op het veld.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Inpompen with some of the pronouns.

  • Ik heb het water in de emmer gepompt.
  • Jij hebt de banden van je fiets opgepompt.
  • Hij/zij/het heeft de lucht uit de ballon gepompt.
  • Wij hebben de benzine in de auto gepompt.
  • Jullie hebben de bal op het veld opgepompt.