afstuwen

Conjugations List of Afstuwen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikstuw afstuwde afheb afgestuwd
jij, je, ustuwt afstuwde afhebt afgestuwd
hij, zij, hetstuwt afstuwde afheeft afgestuwd
wijstuwen afstuwden afhebben afgestuwd
julliestuwen afstuwden afhebben afgestuwd
zij, zestuwen afstuwden afhebben afgestuwd

Presens
Beta

Example presens sentences for Afstuwen with some of the pronouns.

  • Ik stuif af naar de finish.
  • Jij stuit af van de muur.
  • Hij/Zij/Het stoft af voordat hij gaat slapen.
  • Wij stuiven af met de fiets.
  • Jullie stuiven af naar het strand.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Afstuwen with some of the pronouns.

  • Vroeger stoof ik altijd af richting het park.
  • Toen we jong waren, stoefen we vaak af op onze skates.
  • Hij/Zij/Het stoof af en toe weg van de drukte.
  • In die tijd stoof de trein vaak langs het station af.
  • Jullie stoefden vroeger samen af naar school.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Afstuwen with some of the pronouns.

  • Ik heb afgestoven tijdens de wedstrijd.
  • Jij bent van de berg afgestoven.
  • Hij/Zij/Het is al lang geleden afgestoft.
  • Wij zijn gisteren afgestoven naar de stad.
  • Jullie hebben snel afgestoven naar de eindstreep.