infantiliseren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | infantiliseer | infantiliseerde | heb geïnfantiliseerd |
jij, je, u | infantiliseert | infantiliseerde | hebt geïnfantiliseerd |
hij, zij, het | infantiliseert | infantiliseerde | heeft geïnfantiliseerd |
wij | infantiliseren | infantiliseerden | hebben geïnfantiliseerd |
jullie | infantiliseren | infantiliseerden | hebben geïnfantiliseerd |
zij, ze | infantiliseren | infantiliseerden | hebben geïnfantiliseerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Infantiliseren with some of the pronouns.
- Ik infantiliseer de situatie niet.
- Jij infantiliseert jezelf door zo te praten.
- Hij infantiliseert zijn medewerkers door constant hun hand vast te houden.
- Wij infantiliseren de kinderen met onze overbeschermende houding.
- Zij infantiliseren de samenleving met hun betuttelende regels.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Infantiliseren with some of the pronouns.
- Ik infantiliseerde de situatie vroeger altijd, maar nu niet meer.
- Jij infantiliseerde jezelf door altijd afhankelijk te zijn van anderen.
- Hij infantiliseerde zijn medewerkers door hen constant te controleren.
- Wij infantiliseerden de kinderen door hen altijd te behandelen als baby's.
- Zij infantiliseerden de samenleving met hun paternalistische aanpak.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Infantiliseren with some of the pronouns.
- Ik heb geïnfantiliseerd toen ik de taak op me nam.
- Jij hebt jezelf geïnfantiliseerd door anderen altijd voor je te laten beslissen.
- Hij heeft zijn medewerkers geïnfantiliseerd door hen constant te vertellen wat ze moeten doen.
- Wij hebben de kinderen geïnfantiliseerd met ons overmatig gedrag.
- Zij hebben de samenleving geïnfantiliseerd met hun regelgeving.