vrijmaken

Conjugations List of Vrijmaken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikmaak vrijmaakte vrijheb vrijgemaakt
jij, je, umaakt vrijmaakte vrijhebt vrijgemaakt
hij, zij, hetmaakt vrijmaakte vrijheeft vrijgemaakt
wijmaken vrijmaakten vrijhebben vrijgemaakt
julliemaken vrijmaakten vrijhebben vrijgemaakt
zij, zemaken vrijmaakten vrijhebben vrijgemaakt

Presens

Example presens sentences for Vrijmaken with some of the pronouns.

  • Ik maak mijn agenda vrij voor de vergadering.
  • Jij maakt je tijd vrij om te sporten.
  • Hij maakt zijn kamer vrij van rommel.
  • Zij maken de weg vrij voor nieuwe ontwikkelingen.
  • We maken de ruimte vrij voor gasten.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Vrijmaken with some of the pronouns.

  • Vroeger maakte ik mijn weekends vrij om met vrienden af te spreken.
  • Toen maakte jij je agenda altijd vrij voor familiebezoek.
  • Hij maakte zijn werkplek nooit helemaal vrij van papieren.
  • Zij maakten de straat vrij van sneeuw in de winter.
  • Vroeger maakten we altijd tijd vrij voor gezamenlijke activiteiten.

Perfectum

Example perfectum sentences for Vrijmaken with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn schema vrijgemaakt voor de afspraak.
  • Jij hebt je weekend vrijgemaakt om te ontspannen.
  • Hij heeft zijn boekenkast vrijgemaakt en opgeruimd.
  • Zij hebben de middag vrijgemaakt om te gaan winkelen.
  • We hebben de ruimte vrijgemaakt voor de presentatie.