verflauwen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | verflauw | verflauwde | ben verflauwd |
jij, je, u | verflauwt | verflauwde | bent verflauwd |
hij, zij, het | verflauwt | verflauwde | is verflauwd |
wij | verflauwen | verflauwden | zijn verflauwd |
jullie | verflauwen | verflauwden | zijn verflauwd |
zij, ze | verflauwen | verflauwden | zijn verflauwd |
Presens
Example presens sentences for Verflauwen with some of the pronouns.
- De interesse in het onderwerp verflauwt.
- Ik verflauw de kleuren van het schilderij.
- Jullie verflauwen de muziek om te ontspannen.
- Hij verflauwt zijn concentratie tijdens de les.
- Zij verflauwt de spanning met een grapje.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Verflauwen with some of the pronouns.
- De interesse in het onderwerp verflauwde.
- Ik verflauwde de kleuren van het schilderij.
- Jullie verflauwden de muziek om te ontspannen.
- Hij verflauwde zijn concentratie tijdens de les.
- Zij verflauwden de spanning met een grapje.
Perfectum
Example perfectum sentences for Verflauwen with some of the pronouns.
- De interesse in het onderwerp is verflauwd.
- Ik heb de kleuren van het schilderij verflauwd.
- Jullie hebben de muziek verflauwd om te ontspannen.
- Hij heeft zijn concentratie tijdens de les verflauwd.
- Zij heeft de spanning verflauwd met een grapje.