bezwangeren

Conjugations List of Bezwangeren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbezwangerbezwangerdeheb bezwangerd
jij, je, ubezwangertbezwangerdehebt bezwangerd
hij, zij, hetbezwangertbezwangerdeheeft bezwangerd
wijbezwangerenbezwangerdenhebben bezwangerd
julliebezwangerenbezwangerdenhebben bezwangerd
zij, zebezwangerenbezwangerdenhebben bezwangerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Bezwangeren with some of the pronouns.

  • Ik bezwanger een nieuwe uitdaging.
  • Jij bezwangert je partner met liefde.
  • Hij bezwangert zijn gedachten met twijfel.
  • Wij bezwangeren de lucht met vrolijke muziek.
  • Zij bezwangeren de ruimte met kunstzinnige creaties.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Bezwangeren with some of the pronouns.

  • Ik bezwangerde mijn gedachten met zorgen.
  • Jij bezwangerde haar hart met passie.
  • Hij bezwangerde de kamer met zijn aanwezigheid.
  • Wij bezwangerden de omgeving met verwachting.
  • Zij bezwangerden de sfeer met mysterie.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Bezwangeren with some of the pronouns.

  • Ik heb bezwangerd met mijn woorden.
  • Jij hebt je geliefde bezwangerd met blijdschap.
  • Hij heeft zijn verbeelding bezwangerd met fantasieën.
  • Wij hebben de atmosfeer bezwangerd met opwinding.
  • Zij hebben het publiek bezwangerd met emotie.