pommaderen

Conjugations List of Pommaderen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikpommadeerpommadeerdeheb gepommadeerd
jij, je, upommadeertpommadeerdehebt gepommadeerd
hij, zij, hetpommadeertpommadeerdeheeft gepommadeerd
wijpommaderenpommadeerdenhebben gepommadeerd
julliepommaderenpommadeerdenhebben gepommadeerd
zij, zepommaderenpommadeerdenhebben gepommadeerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Pommaderen with some of the pronouns.

  • Ik pommadeer mijn haar elke ochtend.
  • Jij pommadeert jouw snor altijd netjes.
  • Hij pommadeert zijn baard voor speciale gelegenheden.
  • Zij pommadeert haar lokken met zorg.
  • Wij pommadeeren onze kapsels volgens de laatste trends.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Pommaderen with some of the pronouns.

  • Vroeger pommadeerde ik mijn haar regelmatig.
  • Toen pommadeerde jij jouw snor nog niet.
  • Hij pommadeerde zijn baard elke dag.
  • Zij pommadeerde haar lokken vroeger met een andere gel.
  • Wij pommadeerden onze kapsels altijd op dezelfde manier.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Pommaderen with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn haar gisteren gepommadeerd.
  • Jij hebt jouw snor al eerder gepommadeerd.
  • Hij heeft zijn baard meerdere keren gepommadeerd.
  • Zij heeft haar lokken vorige week gepommadeerd.
  • Wij hebben onze kapsels al vaak gepommadeerd.