terugfluiten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | fluit terug | floot terug | heb teruggefloten |
jij, je, u | fluit terug | floot terug | hebt teruggefloten |
hij, zij, het | fluit terug | floot terug | heeft teruggefloten |
wij | fluiten terug | floten terug | hebben teruggefloten |
jullie | fluiten terug | floten terug | hebben teruggefloten |
zij, ze | fluiten terug | floten terug | hebben teruggefloten |
PresensBeta
Example presens sentences for Terugfluiten with some of the pronouns.
- Ik fluit hem terug als hij te ver gaat.
- Jij fluit haar terug wanneer ze zich misdraagt.
- Hij fluit ons terug zodra we de regels overtreden.
- Zij fluiten jou terug als je niet luistert.
- Wij fluiten hen terug als ze fouten maken.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Terugfluiten with some of the pronouns.
- Ik floot hem terug toen hij te ver ging.
- Jij floot haar terug toen ze zich misdroeg.
- Hij floot ons terug omdat we de regels overtraden.
- Zij floten jou terug toen je niet luisterde.
- Wij floten hen terug vanwege hun fouten.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Terugfluiten with some of the pronouns.
- Ik heb hem teruggefloten toen hij te ver ging.
- Jij hebt haar teruggefloten nadat ze zich misdroeg.
- Hij heeft ons teruggefloten omdat we de regels overtraden.
- Zij hebben jou teruggefloten toen je niet luisterde.
- Wij hebben hen teruggefloten vanwege hun fouten.