rondleuren

Conjugations List of Rondleuren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikleur rondleurde rondheb rondgeleurd
jij, je, uleurt rondleurde rondhebt rondgeleurd
hij, zij, hetleurt rondleurde rondheeft rondgeleurd
wijleuren rondleurden rondhebben rondgeleurd
jullieleuren rondleurden rondhebben rondgeleurd
zij, zeleuren rondleurden rondhebben rondgeleurd

Presens
Beta

Example presens sentences for Rondleuren with some of the pronouns.

  • Ik rondleur door de stad.
  • Jij rondleurt vaak in het park.
  • Hij/Zij rondleurt groepen toeristen.
  • Wij rondleuren door het museum.
  • Jullie rondleuren bezoekers langs de tentoonstelling.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Rondleuren with some of the pronouns.

  • Ik rondleurde altijd mijn vrienden in de stad.
  • Jij rondleurde regelmatig groepen studenten.
  • Hij/Zij rondleurde ons door het kasteel.
  • Wij rondleurden bezoekers tijdens de tentoonstelling.
  • Jullie rondleurden vroeger kinderen in het museum.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Rondleuren with some of the pronouns.

  • Ik heb rondgeleurd in verschillende steden.
  • Jij hebt al vaker rondgeleurd in dit gebied.
  • Hij/Zij heeft gisteren rondgeleurd in het historische centrum.
  • Wij hebben veel mensen rondgeleurd tijdens onze reis.
  • Jullie hebben al vele malen rondgeleurd in deze buurt.