omhoogtrekken

Conjugations List of Omhoogtrekken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iktrek omhoogtrok omhoogheb omhooggetrokken
jij, je, utrekt omhoogtrok omhooghebt omhooggetrokken
hij, zij, hettrekt omhoogtrok omhoogheeft omhooggetrokken
wijtrekken omhoogtrokken omhooghebben omhooggetrokken
jullietrekken omhoogtrokken omhooghebben omhooggetrokken
zij, zetrekken omhoogtrokken omhooghebben omhooggetrokken

Presens
Beta

Example presens sentences for Omhoogtrekken with some of the pronouns.

  • Ik trek de gordijnen omhoog.
  • Hij trekt de koffer omhoog de trap op.
  • Wij trekken de vlag omhoog.
  • Jullie trekken de boot omhoog met vereende krachten.
  • De kinderen trekken de ballon omhoog in de lucht.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Omhoogtrekken with some of the pronouns.

  • Vroeger trok ik altijd de gordijnen omhoog.
  • Hij trok de koffer omhoog de trap op toen hij jong was.
  • Wij trokken vroeger altijd de vlag omhoog op feestdagen.
  • Jullie trokken de boot omhoog met vereende krachten tijdens de wedstrijd.
  • Als kind trokken we vaak de ballon omhoog en lieten hem dan weer vallen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Omhoogtrekken with some of the pronouns.

  • Ik heb de gordijnen omhooggetrokken.
  • Hij heeft de koffer omhooggetrokken de trap op.
  • Wij hebben de vlag omhooggetrokken.
  • Jullie hebben de boot omhooggetrokken met vereende krachten.
  • De kinderen hebben de ballon omhooggetrokken in de lucht.